Mariaplein 9
Pand Mariaplein 9
Het pand is in 1752 (of 1759?) gebouwd, enkele tientallen jaren voordat het Raadhuis wordt gebouwd aan het Mariaplein. Dit blijkt nog uit de ingemetselde steen hoog boven de voordeur. Het gebouw zelf is een rechthoekig bouwwerk, symmetrisch van architectuur (de voordeur in het midden en aan weerszijden telkens 2 ramen). Het is geheel onderkelderd met twee onderling verbonden gewelfde kelders, die parallel lopen aan de Markt (het Mariaplein). Ze waren oorspronkelijk ook van buitenaf toegankelijk. Het opgaande muurwerk is uitgevoerd in kruisverband in veldbrand-stenen en is anderhalve steen dik. Het gebouw stamt dus uit de Pruisische tijd, waarin Helden-Dorp het ambachtelijke en bestuurlijke centrum was van groot Helden. In 1805 laat Verhaegh er een verdieping op bouwen. Het huis heeft een schilddak. Alle buitenmuren zijn even hoog. Er zijn dus geen topgevels. Uitzonderlijk is de omlijsting van Naamse steen van de voordeur. Ze bestaat uit een hardstenen dorpel, twee zware massieve stijlen en een mooi geprofileerde bovendorpel met dekplaat. Ook bijzonder waren in de eikenhouten zolderbalken met planken van 1 en 1 achtste duim dik, 1 voet breed, en 16 voet lang. In ons decimale stelsel is dat: dikte 28 mm.; breedte 30,5 cm.; lengte ongeveer 5 meter.* De huidige vorm krijgt het in 1880, wanneer het o.a. dienst gaat doen als schoolgebouw, en nog later in de jaren zeventig van de twintigste eeuw toen architect van der Heijden het huis restaureerde.
In de 19e eeuw werd het huis bewoond door Jan Joseph Verhaegh. Hij was landbouwer ("akkerman"), koopman, jeneverstoker en grondeigenaar. Hij was een zoon van Joannes Verhaegh uit Kessel, een zeer vermogend man. Hij bezat alleen in Helden al 242 ha grond. Samen met zijn broer Mathias is Peter een van de inwoners van Helden, die de meeste belasting betaalt. In 1820 wordt hij daarnaast ook benoemd tot gemeente-ontvanger en promoveerde in 1846 tot burgemeester van Helden. Hij volgt toen zijn zwager, burgemeester Jan Michiel Engels, op (tot 1852).
Als hij overlijdt in 1880, koopt het R.K. Kerk- en Armbestuur van de Lambertusparochie het huis met grond over via de stroman Tebaerts (om belangenverstrengeling te omzeilen**) en brengt er de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid en de R.K. Meisjesschool onder. Deze zusters hadden tot die tijd onderdak gekregen in het later afgebroken pand naast de huidige Enwe aan de overzijde (Mariaplein 17). Een grote schuur die stond waar nu de burgemeester van Cannstraat is, werd Jenniskens-schuur genoemd. Deze hoorde vroeger waarschijnlijk bij het huis Verhaegh en werd niet mee verkocht aan het Kerkelijk Armbestuur. Jenniskens die mede-erfgenaam was van Verhaegh, heeft de schuur voor zichzelf bedongen en met andere percelen bos en akkers van de erflater bij het eigen bezit gevoegd. Door de nieuwe eigenaar werd een gedeelte der opstanden afgebroken. Er werd een klaslokaal, een waskeuken, en een lokaal voor nuttige handwerken bijgebouwd. Een ander gedeelte van de bestaande gebouwen werd verbouwd tot twee klaslokalen met lange houten banken voor 8 kleuters naast elkaar, met bijbehorende gangen en trappenhuis. De houten vloer werd wekelijks met mooi wit zand bestrooid. De toiletten werden op de speelplaats, waarop een grote oude notenboom stond, ingericht in luchtige houten gebouwen. In 1897 bouwt de energieke pastoor Jeucken, mede oprichter van de Heldense Boerenleenbank en patronaatsgebouw, er een parochiezaaltje aan, waarin o.a. de fanfare repeteert. In 1929 verhuizen de zusters naar het toen nieuw gebouwde Mariaklooster, het latere Kerkeböske. Het gebouw wordt dan verkocht aan de familie van Soest, die er een timmer- en meubelwerkplaats inrichten en later splitst in een meubelwinkel en woning. Na de oorlog worden in de klaslokalen nog cursussen geven zoals Middenstand Handels Avondschool. Ook wordt het gebruikt als repetitielokaal voor de fanfare en houdt Jong Nederland er bijeenkomsten. In het achterliggende, separate gedeelte vestigt zich de Uloschool en kleuterschool. Er is zelfs nog een textiel-atelier (Bakkum) in geweest. In de mobilisatietijd voor de 2e Wereldoorlog werden de klaslokalen nog gebruikt door militairen, als opslagruimte voor prikkeldraad, Spaanse ruiters en andere benodigdheden voor versterking van de Maaslinie. Door oorlogsgeweld werd het pand zwaar beschadigd, maar het werd weer gerestaureerd, echter met gebruik van kunststeen en van niet massieve hardsteen platen. De bovendorpels zijn wel nog authentiek, maar de gang binnen is verhoogd om wateroverlast vanuit de Pool te voorkomen. Hierdoor verdween de oude kiezelvloer. Bij de weg-ophoging rond 1950 is het trottoir hoger komen te liggen dan dit oorspronkelijk was, waardoor de trap naar de voordeur ook minder hoog werd. Nadat de gemeente eigenaar werd in de 1960-er jaren, zijn de bijgebouwen gedeeltelijk gesloopt. Het ernstig vervallen woonhuis en het restant bijgebouwen werd het in 1972 verkocht aan architect M. van der Heijden voor één gulden, die het mooi restaureerde.
![]() |
Pand "van der Heijden" voor de opknapbeurt.
![]() |
Huis achter het huidige huis van architect van der Heijden aan het Mariaplein. Voorheen meisjesschool, daarna de werkplaats van de familie van Soest die in het huis aan het Mariaplein woonde. Daarna heeft het gebouw als Ulo-school gediend. Daarna zat er een stoffenzaak.
* Deze planken waren met handkracht uit eikenbomen gezaagd. Daartoe werd de boomstam op een schraag geplaatst. Eén man stond er boven op, een ander er onder. De bovenman moest de zaag omhoog halen, als de onderman trok, "beet" de zaag. De zaag ging niet loodrecht, maar iets schuin door de boom. Daaraan kan men het handwerk ook nu nog herkennen. Er werden al blindramen gebruikt. Deze kozijnen werden pas geplaatst als het bouwwerk al onder dak was, in uitgespaarde openingen. Bij deze blindramen was de houtzwaarte ongeveer de helft van die van blokramen. De benaming blindraam is te verklaren door het feit dat maar een vierde van het hout zichtbaar bleef, het andere gedeelte werd achter het metselwerk, dus blind, verwerkt. Het was een Duitse methode, die in Duitsland nog een halve eeuw langer dan hier in zwang bleef. Buiten Limburg kwam ze af en toe voor in Brabant. In Holland was ze volledig onbekend.
** Het heeft er de schijn van dat Tebaerts als stroman optrad. Het huis werd namelijk door hem doorverkocht aan het Kerk- en Armbestuur. Dit bestuur wilde het huis inrichten voor de kloosterzusters, die het onderwijs aan de meisjes verzorgden. Maar binnen dit bestuur bestond grote onenigheid. De zusters waren namelijk nog gehuisvest in een pand dat toebehoorde aan één van de erven Verhaegh (Jenniskens). Als de zusters naar een ander pand zouden vertrekken, zou hij de huurinkomsten moeten derven. Hij kon dus zowel als erfgenaam zijn goedkeuring aan de verkoop onthouden en ook binnen het Kerk- en Armenbestuur tegen de aankoop stemmen. De gerezen moeilijkheden werden omzeild door de aankoop van het huis te laten geschieden door een stroman, die het later weer doorgaf aan het Kerkbestuur.
Laatst bijgewerkt op 26 november 2025 om 20:09:41


